Februari 2020 was ons vorige Bachconcert, samen met het Margaretha Consort.
Koor en orkest hebben elkaar weer gevonden. Op 18 februari 2023 brengen we in de Grote Kerk in Leeuwarden een drietal fraaie cantates:
Bestel hier uw kaarten
Kaarten in de voorverkoop: € 28,- inclusief pauzedrankje.
Aan de kassa: € 32,-
Christ lag in Todesbanden
BWV 4 is een cantate voor eerste Paasdag. Bach schreef hem ter auditie voor de aanstelling als organist in de Blasiuskerk in Mühlhausen. Je zou kunnen zeggen dat het een soort sollicitatiebrief is. De tekst is van Luther, een Duitse bewerking van Victime Pachalis laudes. Het begin van de Gregoriaanse melodie komt ook overeen.
De cantate zou geschreven zijn in 1707. Zeker is dat hij 9 april 1708 in de Blasiuskerk van Mühlhausen is uitgevoerd. Het zou de oudst bewaarde cantate van Bach kunnen zijn.
Bach schreef de cantate helemaal in de stijl van de late 17e eeuw, de stijl van Buxtehude. Je zou het ouderwets kunnen noemen. Misschien was Bach bang te modern over te komen en paste hij de stijl bij voorbaat aan. Wat de reden ook mag zijn, Bach schreef enkel een serie koraalvariaties zonder frivole uitstapjes.
Op Pasen 1724 nu in Leipzig laat hij de cantate weer uitvoeren en voegt een koraal aan het slot toe. Een jaar later voert hij hem nogmaals uit en verandert nog een en ander aan de orkestrale bezetting met trombones en een cornet. Hij moet dus heel tevreden geweest zijn over wat hij in 1707 schreef. Dat hij de cantate opnieuw gebruikte zal ongetwijfeld te maken hebben gehad met de drukte rondom Pasen. Een week daarvoor had hij voor het eerst zijn Johannespassie uitgevoerd.
Bach gebruikt allerlei retorische trucs zoals jubelend omhooggaan bij het woord erstanden en de chromatiek op het woord sünd, In de Bas-solo klinkt op dood een hele lange toon na een zeer grote sprong ( duodeciem ) naar beneden, gevolgd door het woord würger waarbij de violen plotseling zestienden beginnen te spelen.
De mooiste vorm van muzikale retoriek is te vinden in deel V Es war ein wundelicher Krieg. Bij de zin wie ein Tod den andern frass ( de ene dood vreet de andere dood op ) schrijft Bach een canon met 1 tel verschil. Zo vreet de dood zichzelf op.
In 1723 kreeg Bach zijn aanstelling als Thomascantor in Leipzig. Deze cantate werd geschreven voor tweede pinksterdag 1725 dus aan het einde van zijn tweede kerkelijk jaar, dat van advent naar trinitatis loopt. Dat kerkelijk jaar moest kennelijk een serie worden met enkel koraalcantates. Met Pasen 1725 loopt het spaak. Later schrapt Bach die cantates uit de serie, maar deze laat hij staan, hoewel het niet een echte koraalcantate is. Het openingskoor is gebaseerd op gelijknamige koraal van Walter Vopelius uit het gezangboek van 1682 van waaruit Bach zijn meeste koralen ontleende. De koraalbewerking is ongewoon vrij. De sopraanpartij zingt de melodie, niet in lange tonen maar omspeeld waardoor ze niet direct herkenbaar is.
De beide aria’s zijn gebaseerd op de Jagdcantate ‘Was mir behagt ist nur die muntre Jagt’ BWV 208 die Bach in 1713 in Weimar componeerde. Maar Bach zou Bach niet zijn wanneer hij het muzikaal materiaal niet heel anders bewerkt zou hebben. De sopraan aria Weil die wolle reichen Herden uit de Jagdcantate wordt totaal aangepast voor de aria Mein gläubiges Herze. De continuo-partij uit BWV 208 veranderd in een continuo plus een obligate partij voor violoncello piccolo. Wanneer de zangstem eindigt met de tekst Dein Jesus is da! Is het net alsof er een gordijn opengetrokken wordt. Op dat moment, de zangstem zwijgt, zou weer het instrumentale begin, een ritornello, van de aria verwachten, maar dan starten viool, hobo samen met de violoncello piccolo en continuo een kwartet. Zo krijg je muzikaal een glimp van de hemel te zien.
De basaria Ein Fürst ist seines Landes Pan, met drie hobo’s, Pan is de god van de herders, heeft als voorbeeld gediend voor de aria du bist geboren mir zu gute. De hobo’s zijn gebleven zonder dat de tekst iets herderlijks of landelijks heeft.
De stijl van beide aria’s is, juist omdat het materiaal is uit de jagdcantate, galant, zeg rococo, te noemen en vormt een contrast met het slotdeel.
Het slotdeel, met de tekst Wer ihn glaubet wird nicht gerichtet,is in tegenstelling wat je zou verwachten in een cantate geen koraal maar een polyfoon stuk, een motet met daarin een dubbelfuga. Het thema begint als een ouderwetse staccato donderpreek om bij gerichtet in een dalende misschien wel geruststellende sequens te belanden. Het tegenthema, met als tekst wer aber nicht glaubet, heeft die dalende geruststellende lijn niet. Bach toont hier weer ouderwetse retoriek.
Blijft de vraag waarom Bach de vrolijke rococo muziek van de aria’s combineerde met een ingewikkelde koraalbewerking en een motet.
Lass Fürstin lass noch einen Strahl: BWV 198
Op 5 september 1727 stierf Christiana Eberhardina von Brandenburg-Bayreuth hertogin van Sachsen koningin van Polen. Op 17 oktober zes weken nadien werd ter haar gedachtenis in Leipzig nog een speciale rouwplechtigheid georganiseerd. Christiana Eberhardina was bijzonder.
Ze werd geboren op 19 december 1671 in Bayreuth en stierf in Pretzsch. Op 10 januari 1693 trouwde ze met Friedrich August keurvorst van Sachsen. In 1697 werd August de Sterke, zoals hij werd genoemd, koning van Polen en werd katholiek. Zelfs Polen was wel een mis waard. Eberhardina echter hield vast aan haar Lutheraans geloof en ging niet met haar man mee naar Dresden maar woonde voortaan in een soort vrijwillig gekozen ballingschap in Pretzsch. Wat meespeelde was dat haar huwelijk zacht gezegd niet al te gelukkig was. Bij zeer officiële gelegenheden was ze overigens wel aanwezig in Dresden. Door haar Lutherse standvastigheid was ze in het protestante Sachsen geweldig populair, een heldin. Ze werd begraven in Pretzsch. Haar katholieke man en zoon waren tijdens de begrafenisplechtigheid niet aanwezig.
Op initiatief van een aantal studenten werd in Leipzig ter ere van haar een soort herdenkingsbijeenkomst gehouden in de Paulinerkirche. Voor die bijeenkomst schreef de 27-jarige Johann Christoph Gottsched een grootse ode in memoriam die door Bach op muziek werd gezet. De instrumentale bezetting is passend rijk: 2 traverso’s, 2 hobo d’amores, 2 gamba’s, 2 luiten, fagot, strijkers en basso continuo. 15 oktober was de partituur klaar.
Men had dus amper twee dagen om de cantate in te studeren. Het LMK doet er iets langer over.
Een bijzondere cantate. Komen!
Op zaterdag 18 februari 2023, 20.00 uur in de Grote Kerk, Leeuwarden.